Bolivia

9 maart - 1 april 1996

De trein van Santa Cruz naar Sucre staat bekend als de Death Train. Bussen naar Sucre rijden 18 uur non-stop. het vliegtuig is naar ons idee de beste oplossing, ook al maken we dan geen kennis met het boliviaanse leven: in trein en bus schijnen de mensen, voorzien van bagage en dieren, boven op elkaar gestapeld te worden. Misschien dat we later wat van deze lokale gewoonte zullen proeven.

In Sucre gaan we rechtstreeks naar hotel Chacros. Het is een goed hotel, de badkamer is gedeeld. We laten de bagage achter en beginnen de speurtocht naar geld.
Het is zaterdag na twaalven, dus alle casa de cambio zijn gesloten. 
Het gerucht gaat dat een apotheker op het plein geld wisselt. Die is vast met de noorderzon vertrokken, want alle farmacia verkopers kijken ons glazig aan.

Sucre is een �witte stad�: alle huizen zijn wit of crèmekleurig. De markt is erg kleurrijk.

De lucht is ijl en dat merk je goed. Twee straatjes om en je bent buiten adem.
De middag besteden we met een bezoek aan het kerkhof en een kasteel in de buurt.
De begraafplaats is mooi en sereen. Bij de ingang bieden jongetjes zich als gids aan.

Ook lopen (andere) jongetjes rond met ladders. De overledenen liggen namelijk niet in de grond, maar bóven de grond, ingemetseld in hoge muren. Elk graf heeft een nis waarin een steen, bloemen en wat persoonlijke eigendommen staan.

Als een familielid bloemen wil plaatsen, loopt een jongetje met een ladder mee als de overledene wat te hoog ligt. 

Daarna gaan we naar een kasteel in de omgeving. Vroeger veel pracht en praal, nu ligt het op een militair terrein en is het volkomen vervallen.
Bij de ingang staan kindsoldaten om entree te heffen.

Terug in Sucre drinken we maisbier bij een naamloos cafeetje. De vrouw des huizes doet de was en de dochter speelt met de hond. Naast het bier schenkt hij ook nog maissap en verder reikt het assortiment niet.

Veel meer dan de inwendige mens verwennen doen we vandaag niet. In café Hacheh drinken we koffie. Het is een bar annex kunstgalerie. We zijn de enige gasten, er is een expositie van een lokale kunstenaar. Uit de speakers klinken de melancholische klanken van �How the West was lost�.

�s Avonds eten we piquo a lo macho.
Sucre ligt op 2800 meter hoogte en is genoemd naar de eerste president van het land, een kompaan van de illustere Simon Bolivar.
Het is een mooie kolonale stad, maar er valt weinig te beleven, hoewel het één van de hoofdsteden van Bolivia is. Bolivia heeft, zoals Nederland, de bureaucratische machten verdeeld over twee steden: La Paz en Sucre.

De douche van het hotel is bepaald schokkend: een grote douchekop steekt uit de muur. Op de kop zitten drie standen: winter, zomer en neutraal. Tijdens het douchen verander ik de stand en word bijna geëlektrocuteerd.

Tarabuco, 10 maart 1996

Tarabuco heeft een kleurrijke markt. Veel kleden, hoeden, groente en fruit. De verkopers zijn erg opdringerig, het is toeristisch dus de prijzen zijn hoog.

Potosi, 10 - 13 maart 1996

�s Middags gaan we met de bus naar Potosi. We belanden in hotel Maria Vittoria, de eigenaar is erg vriendelijk en regelt alle mogelijke uitstapjes.

Potosi is de hoogste gelegen stad ter wereld: 4070 meter. De lucht is erg dun. Overdag is het gloeiend heet en �s avonds koelt het sterk af.

We brengen een bezoek aan de zilvermijnen. Vroeger was Cerro Rico een rijke berg met 18 zilveraders. De Portugezen hebben de berg volledig leeggehaald. Althans, dat lieten ze doen door zo�n 20.000 Indiaanse slaven.

Nu wordt er aleen nog tin, lood en zink gewonnen.
Er zijn nog zo�n 230 mijnen in de berg, waar mijnwerkers met de hand steen bikken.
Om 400 bolivianos netto (= ca. fl 200) per maand te verdienen, moet hij 20 ton erts naar boven halen.
De mijnwerker is eigen baas: hij bezit een deel va de mijn en mag daar alles uithalen wat hij wil.
De berg lijkt op die manier een mierenhoop, vergeven van de gangen waar bikkende mannen werken.

Het is ongelooflijk zwaar werk. De dag begint dan ook met het kauwen van 40-50 cocabladeren.
Daarna werken ze van 10 tot 12.30 uur. De lunch bestaat opnieuw uit cocabladeren.
Wij nemen wat bladeren en sigaretten mee voor de mijnwerkers.

In de nauwe gangetjes werken de mannen meestal met een van hun zoons. Deze zijn jonge tieners en gaan �s avonds naar school (zeggen ze).
De werkzaamheden bestaan uit het maken van gaten. Vervolgens wordt daar dynamiet in gestopt. Ze fabriceren zelf een lont en hebben drie minuten de tijd om snel weg te kruipen door de kleine gangen.
De erts die vrijkomt bij de explosie wordt door helpers omhoog gesjouwd in zakken van 40 tot 50 kilogram.

Ergens in de tunnels �woont� El Tio, de verbeelding van de duivel. �Als god in de hemel woont, moet de duivel wel hier wonen�.
Hij wordt tevreden gehouden met coca en sigaretten die overal rond hem verspreid liggen.

�s Middags pakken we de bus naar Laguna de Tarapaya. Dit is een meer op 4200 m hoogte. Het water is er 30 graden Celsius en was in de oudheid een bekende badplaats voor de Inca�s.
We liggen 1,5 uur in het warme water te poedelen. Het is er erg rustig. Er zijn nog geen tien mensen en er is geen stoelenverhuur of frietkraam.

Uyuni, 12 maart 1996 

Schedelkrakende hoofdpijn als we �s morgens wakker worden. Een zonnesteek gecombineerd met de nawerkingen van de coca.
We kunnen nauwelijks ons hoofd bewegen en laten het geplande museumbezoek maar voor wat het is.

De bus naar Uyuni rijdt langs prachtige bergen, ravijnen en rotsen. Later wordt het landschap glooiender: we zien kuddes schapen, ezels en geiten. Verder veel overstekende lama�s en varkens.

Als we in Uyuni aankomen, klampen we een Duitse jongen met een gitaar aan die ook in onze bus zat. Hij heeft Holgar en gaat ook naar de zoutvlakten.
Twee duitse meisjes lopen op ons af: ze vragen of ze zich bij ons kunnen aansluiten.

We boeken bij Olivos tours voor $65 een tour van drie dagen naar de zoutvlakte. Zij regelen ook slaapzakken.
De markt van Uyuni is erg authentiek en veel leuker dan die van Tarabuco.

Salar de Uyuni, 13 maart 1996

We gaan met een grote Land rover, een chauffeur en een kok worden er bijgeleverd.
De eerste dag leidt ons over de zoutvlakte van Uyuni. Zonnebrillen komen nu goed van pas. Het felle zonlicht weerkaatst op de witte vlakte. De zoutvlakte is 12,000 km2 groot (ongeveer Brabant en Zeeland bij elkaar).

Naast de zoutmijnen vormt het toerisme een belangrijke inkomstenbron. De vlaktes zijn geribbeld door de vele jeeps en Land Rovers die er overheen razen.
Midden op de vlakte is een hotel van zout gebouwd. Een man beeldhouwt er zouten souvenirs.

We rijden langs Isla de Pescadores, een grote rotsachtige berg die er, gelegen in de witte zoutvlakte, uitziet als een eiland met grote cactussen en prachtig gevormde rotsen.

We slapen in San Juan, een dorp van 2 huizen. We liggen met zes personen in een kamer van vier bij vier meter. Er is geen stromend water.

De volgende dag voert ons naar Laguna Colorado, het gekleurde meer.
als we na vijf meren (alleen het eerste ws de moeite waard) bij Laguna Colorada aankomen, is er niets kleurigs te zien. Helaas, het meer kleurt alleen als het windstil is. Wat een deceptie.
Het vriest er.

De derde dag gaan we �s ochtends vroeg via een paar geisers (die het alleen �s ochtends doen) naar Laguna Verde (het Groene Meer).
En gelukkig, die doet het wél!
Om 11 uur steekt de wind op die de mineralen in het meer tot beweging brengt zodat het meer een groene waas krijgt.
Wonderlijk, elke dag op hetzelfde tijdstip voltrekt zich dit natuurlijke ritueel. 

De flora en fauna rond het meer is ook al schitterend: veel lama�s, flamingo�s, alpaca�s, vicuna�s en meer van dat wild en gevogelte.
Al met al hebben we nog steeds geen broodje lama gegeten.

La Paz, 17 maart 1996

Een wonderlijke stad, gelegen tussen de heuvels. Hoe hoger de huizen, hoe armer de wijk.
De lucht is er erg vervuild, maar toch heeft de stad charme.

Steegjes die zich omhoog en omlaag kronkelen, de schitterende oude wijken. Op het centrale plein staat de indrukwekkende Iglesio de San Francisco. Hier zitten we een paar uur tussen de zwervers, de priesters en de pelgrims. 
Wat is dat toch heerlijk van een katholieke kerk: iedereen kan in en uit lopen en heeft zijn eigen doel om daar te zijn.

We slapen in hotel Austria, dat centraal ligt en waar het schoon is.

We kopen een hoop souvenirs op de �heksenmarkt�, een quadrant met straatjes waar oude vrouwen allerhande nuttige spullen verkopen: genezende kruiden, lamafoetussen, spirituele beeldjes, poedertjes.