Vietnam

Hanoi, 20 juli 1998

Vrijdagochtend zijn we ziek: giardia. Boeren met eiergeur, scheten, niet willen eten, misselijk. Typische ziekte, komt door een parasiet.
Bij Lao Cai gaan we de grens over.

We moeten allebei onze rugzakken uitpakken. Tot in de toilettassen kijkt de douane. We moeten een formulier invullen, waarbij we een vergissing maken en het formulier verscheuren.
Prompt moeten we betalen: $5 voor het vernielen van staatseigendommen!
Als we lachend aanbieden om het geheel met Leukoplast weer te plakken, worden we door een woedende douanier het hokje uit gesmeten.
Later horen we dat iemand zijn paspoort alleen maar terug kreeg als hij $40 dollar betaalde. We hebben dus mazzel gehad.

De tocht van Lao Cai naar Hanoi is prachtig. Rijstvelden vol water, boeren die in de velden werken met conische hoeden op.
Veel buffels en het enige dat verbouwd wordt is rijst, rijst, rijst en een beetje maïs.

De trein rijdt erg langzaam en het wordt steeds warmer. 
In Hanoi slapen we in het Green Bamboo Cafe. Achter het café staan vijf idyllische kamertjes (met airco!) én heerlijk eten én midden in de stad.
We lezen wat en wandelen langs het meertje in het centrum.

Hanoi is een leuke stad, gezellige steegjes, cafeetjes, brede boulevards, gele grote koloniale huizen met groene luiken en een meertje met terrasjes.
Vandaag zijn we naar de Pagode van de Literatuur geweest, nog steeds in gebruik als universiteit en een eerbetoon aan Confucius en enkele van zijn volgelingen.
Het is nog steeds érg warm.
Heerlijk gegeten bij Cafe Moca, iets te duur maar verrukkelijke cordonbleu met ijskoffie toe.

Cat Ba, 23 juli 1998

We zijn een paar dagen naar Cat Ba eiland geweest. Het ligt aan de kust in de baai van Halong, waar prachtig groene begroeide rotsen uit het water steken. Daartussendoor laveren we naar Cat Ba, eigenlijk ook gewoon een enorme uit het water stekende rots.

We maken een wandeling cq klauterpartij tegen een heuvel op en �s middags doen we niets. We huren een motor en crossen lekker over het eiland.
Aan het eind van de middag zwemmen we in een klein baaitje met een pietepeuterig strandje erbij.

We hebben een mooie kamer op de derde verdieping met uitzicht op de haven, een baai vol visserscheepjes.

Hanoi, 25 juli 1998

We bezoeken lekker toeristisch het waterpoppentheater. Leuke voorstelling. Vanachter de coulisssen dirigeren poppenspelers mooi ontworpen poppen aan een lange stok.
Ze verbeelden kleine verhaaltjes.

Hué, 27 juli 1998

In een nachtbus zonder airco gaan we van Hanoi naar Hué.
We eten bij Lac Thanh, een doofstomme man die heerlijk kan koken.
We fietsen naar een mooie pagode buiten de stad. Langs de rivier, bootjes, kleine huisjes, bomen in bloei.
Meisjes op scooters met een zakdoek voor het gezicht, zodat ze niet verkleuren in de zon (blank = mooi).
In de Verboden Stad fotografeer ik een vrouw met zwarte tanden. Vroeger een schoonheidsideaal, nu schaamt ze zich een beetje.





We brengen een bezoek aan DMZ, de de-militarized zone oftewel het grensgebied tussen Noord en Zuid Vietnam in de oorlog met de Amerikanen.
Er is weinig meer van de oorlog te zien, maar het is toch indrukwekkend vanwege de magie van de herinnering. Te lopen in het gebied waar een bittere strijd werd gevoerd, miljoenen liters Agent Orange werd gegooid, talloze mijnen en boobytraps lagen en hele dorpen zijn vernietigd.
En niet alleen dorpen, ook de natuur is onherstelbaar beschadigd.
De jungle bestaat niet meer.
We bezoeken een kapotgeschoten kerk, een berg die als radiostation diende, een legerbasis waar 8000 man gelegerd waren (Khe San, hier heeft één van de beroemdste veldslagen gewoed).
Verkopers leuren met souvenirs uit de oorlog: insignes, Zippo�s en -heel luguber- identiteitsplaatjes van gedode Amerikaanse soldaten.

De gids vertelde veel en uitgebreid: voer de Ho Chi Min trail, waarlangs de troepen werden bevoorraad, een complex stelsel van paadjes oor de jungle waarover de bevolking soms fietsend met wapens en kisten munitie heen en weer reed.
en tot slot, vlakbij een parelwit strand, het dorpje Vinh Moc dat in 1966 platgegooid werd en de bevolking in een tunnelcomplex op 12-25 meter onder de grond een nieuw dorp bouwde, met keukens, appartementen, een hospitaaltje, waterputten en ontmoetingskamers. Er leefden 200 mannen, vrouwen en kinderen vier jaar lang. �s Nachts gingen ze naar buiten om het land te verbouwen.

Hoi An, 30 juli 1998

Hoi An is een schattig dorpje aan de kust. We relaxen er en zitten twee dagen aan het strand.
We overwegen nog naar de Hooglanden te gaan, maar het is nogal moeilijk bereikbbaar en het is er heet en vochtig. �Maybe later!�.

We zijn nogal gemengd over Vietnam: er zijn veel verkopers van sieraden, ansichtkaarten.
Opdringerige cyclo rijders die je voor een paar duizend dong een paar straten verder willen rijden.
Verder is het erg toeristisch, vooral Fransen. Die zie je verder nergens anders, het lijkt wel of ze alleen maar naar hun oude koloniën reizen.
Het eten is er erg lekker: groenten en zeedieren in rijstpapier in pindasaus dopen.

Met de bus gaan we van Hoi An naar Lao Bao aan de grens met Laos.