text="#000000" link="#0000FF" vlink="#800040" alink="#FF0000" background="achtergrond2.JPG">
[Macchu Pichu / Titicaca] [Lima] [Huaraz] [Nazca] [Manu] [Arequipa]

Jaloers op de condor

Huaráz, Peru

15-20 oktober 2000

Erg creatief in het bedenken van namen zijn ze hier niet. Huaráz ligt tussen de Cordillera Blanca (het Witte Gebergte, met sneeuw op de toppen) en de Cordillera Negra (juist ja).

Als de bus uit Lima vertrekt, krijgen we een polystyreen bakje met rijsprut en een glaasje Inca Cola, de lokale variant van gele Gazeuse. En om de 7 uur durende toch wat korter te doen lijken, krijgen we 2 Amerikaanse films voorgeschoteld met ondertiteling, dus ook goed als Spaanse les.
Dat het erger kan, horen we later van een stel Belgen. Die hadden 7 uur naar een video van de Techno Gumbia zitten kijken, een soort op housemuziek dansende Teletubbies.

Jo is Engelsman en heeft hier tien jaar geleden een trektocht door de Cordillera Blanca gemaakt. "Toen was het hier tenminste nog avontuurlijk. Dat je op de bus stapt en de winkel waar je net in stond wordt opgeblazen door het Lichtend Pad".
Sendero Luminoso was een maoïstisch-marxistische groepering die in de jaren ´80 tot halverwege de jaren ´90 dood en verderf zaaide om op die manier te arbeiders en boeren te bevrijden. De organisatie was nogal moeilijk aan te pakken omdat ze veel werkten met tijdelijke krachten. Boeren die ergens éénmalig werden ingehuurd om een bommetje te leggen, waarna ze weer terugzonken in de boerengemeenschap.

Jo ontmoette hier een lokale schone, Vicky, en bleef in Peru hangen. Drie jaar geleden begonnen ze eenvoudig hotelletje, waar wij deze week overnachten.
De kamer op de eerste verdieping kijkt uit op de overslagplaats waar ´s morgens honderden kippen van de ene in de andere vrachtwagen worden geladen. 

Huaráz is verder niet zo´n bijzonder stadje. Het is al een paar keer opnieuw opgebouwd na vernietigende aardbevingen. De laatste was in 1970, waarbij 30.000 mensen alleen al in Huaráz om het leven kwamen.
Door deze aardbeving vielen reusachtige rots- en ijsblokken in een nabijgelegen meer, dat prompt overstroomde waardoor een tien meter dikke stroom modder, ijs en stenen het stadje binnen twee minuten verzwolg.

Op zondag bussen we even op en neer naar Carhuaz waar de campesinos uit de hele regio naar de lokale markt komen. Tienermeisjes met hun kleine broertje of zusje in een kleurige zak op hun rug, boerinnen die wol, pigment of cuy (cavia, om te eten) verkopen. Opvallend veel ´warme´ spullen (mutsen, sjaals, wol, truien). Hoewel we hier maar op 10 graden van de evenaar zitten, kan het er behoorlijk koud zijn. Verder is het een gewone markt, het gaat ons uiteraard om de pittoreske plaatjes.

We gaan vijf dagen door de Cordillera Blanca lopen: de Santa Cruz trektocht. We hebben ons voorgenomen volledig self supporting te zijn, dus zonder gids en mét kookspullen en tent, uiteraard alles zelf te dragen.
We slaan nog wat materiaal in: een tent, regenbroeken en kookgerei. Op de ochtend van vertrek realiseert D. zich dat hij geen slaapzak heeft. Geen nood, Jo heeft nog een oude, muffe, dikke.

De bus van Huaráz naar Vaqueria slingert zich via haarspeldbochten en honderden meters diepe ravijnen van 3000 naar 4800 meter en weer naar 3400. Onderweg stapt een señora in die blijkbaar nog een akkefietje met de chauffeur had uitstaan. Ze gaat met haar omvangrijke achterwerk op het dashboard zitten en klemt zich aan het stuur vast. Ze fulmineert aan één stuk door tegen de gelaten chauffeur, die niet de ´guts´ heeft om haar de bus uit te zetten.

Een verkoper van gevulde papas doet ondertussen goede zaken. Na bijna een half uur komt iemand op het heldere idee om de politie erbij te halen.
Een broekie in een te groot uniform beoordeelt de situatie al snel als ´te complex´ en haalt er een meerdere bij. Er ontpopt zich een eindeloze discussie waarbij de agent de vrouw probeert te overtuigen dat het niet gepast is om een bus met 50 passagiers op te houden voor een privé kwestie, maar de vrouw geeft geen duimbreed toe. Ze grist zelfs een combinatietang van het dashboard om eventuele aanvallen af te kunnen slaan.
Als we inmiddels ruim drie kwartier stilstaan, wordt het ons te gortig. D. en ik pakken de vrouw bij haar armen, ontfutselen haar de combinatietang en sleuren haar naar buiten, waarbij D. nog een rake klap opvangt. Buiten rollebollen de twee agenten met de vrouw verder, waarbij de stofwolken opwaaien. De buschauffeur trekt snel op.
Later hoorden we dat de politie niet durfde op te treden omdat ze bang waren voor represailles. Even doemt me een schrikbeeld op van woedende dorpelingen die ons, gewapend met kapmessen en zeisen, op muilezels galopperend achtervolgen in het gebergte.

Door het oponthoud laten we ons verder afzetten dan was gepland en reduceren we de tocht met 1 dag tot 4. Startpunt is Vaqueria.
De eerste wandeling is redelijk zwaar. We gaan omhoog naar 4200 meter en weer naar 3400. Mijn rugzak weegt 20 kilo.
De route is erg pittoresk: boerderijtjes, kleine dorpjes. Verdwalen lukt niet. Er staan borden en als we verkeerd dreigen te lopen, is er altijd wel iemand in de buurt die de goede kant op wijst. Her en der een kudde schapen met herder en de onvermijdelijke kinderen die om caramelo´s en lapis zeuren.

We overnachten op een groene vallei tussen de besneeuwde bergen, waar paarden los lopen. Het rivier water komt rechtstreeks uit de gletsjers en is dus drinkbaar. We eten rijst met knakworstjes. De zon gaat vroeg onder, het is 19.00 uur als we in de tent gaan liggen.

De tweede dag was aangekondigd als zwaarste, dus huren we een ezel. Het blijkt de bedoeling dat we het begeleidende echtpaar ook te eten geven, dus die beginnen de dag met de koude rijst van gisteravond.
Het is bewonderenswaardig hoe de locals tegen de bergen oplopen met hun afgetrapte schoenen.

De ezel bleek geen overbodige luxe. In 6 uur tijd stijgen we 1700 mete en dat is alsof je 6 uur lang een trap op loopt (en dan met veel minder zuurstof dan normaal).
Het tempo wordt lager en lager. Na 1 minuut lopen rusten we 2 minuten uit. Het was achteraf niet zo verstandig om maar 1 dag in Huaráz te acclimatiseren, los van het feit dat de 3100 meter waarop Huaráz ligt sowieso te laat is om je hierop voor te bereiden.

Ik voel alle verschijnselen van hoogteziekte: misselijk, hoofdpijn, duizelig. Blauwe lippen zal ik ook wel hebben. De zon brandt ombarmhartig recht boven onze hoofden. We hebben geen schaduwen. Mijn oren, nek en handen zijn al bijna eerstegraads verbrand.
De hengsels van de rugzak (de ezel kon slechts 2 van de 3 rugzakken aan) snijden in mijn schouders. Gelukkig hebben we afgesproken dat D. en ik de rugzak afwisselen. Af en toe verdraai ik mijn enkel pijnlijk en mijn rug voelt als gebroken. Ik weet niet meer welke houding ik moet aannemen. Rechtop, voorovergebogen, duimen achter de hengsels gehaakt, handen op de rug om de zak te ondersteunen. Niets helpt.

Langzaam, langzaam naderen we de pas op 4.750 meter. Als ik omhoog kijk, zie ik een condor zweven boven de bergen, gebruikmakend van de thermiek. Het beeld van die statige vogel verzacht de pijn een beetje. Maar ook voel ik me jaloers op het beest dat alleen maar zijn vleugels hoeft uit te slaan om de berg over te komen.

Het gevaar van zo´n toch is toch dat je als een levende zombie naar de ene meter grond voor je voeten blijft staren, waardoor je geen oog meer hebt voor de schitterende omgeving (waar je tenslotte die ontberingen voor ondergaat!).

Om 14.00 uur bereiken we volkomen uitgeput de pas. D. ligt daar al een uur te wachten en is zelfs nog verkeerd gelopen onderweg... Ongelooflijk! Hij is bijna twintig jaar ouder dan wij, maar hij loopt ons er volkomen uit.

400 meter onder de pas zetten we de tent op op een rotsplateau naast de rivier. En dan begint het te sneeuwen. I. gaat alvast in de tent liggen van pure vermoeidheid en er steekt ook nog een fikse wind op. Met stenen houden we de tent op zijn plaats, want haringen zijn nutteloos.
D. probeert nog wat te koken, maar door de sneeuw en de wind is er geen beginnen aan. Er zit dus niets anders op dan de rugzakken onder de luifel te leggen en zelf de tent in te gaan. Het is kwart over vijf en we gaan zonder eten naar bed.

´s Nachts word ik om het half uur wakker. Ondanks het thermische ondergoed is het behoorlijk koud. Het zal rond het vriespunt zijn.
Als we ´s ochtends opstaan, ligt er behoorlijk wat sneeu. D brouwt een soep met rijst en champignons. We pakken de kletsnatte tent in en gaan weer op weg.

Dag 3 is relatief gemakkelijk. Het terrein is grotendeels vlak, we lopen langs twee prachtige meren. De omgeving is schitterend: de besneeuwde toppen om ons heen, de groene dalen bezaaid met enome rotsblokken. Beekjes klateren van de bergwanden en vormen een steeds bredere rivier: de Alpen van Zuid-Amerika heet het hier.
De campsite waar we na 5 uur lopen arriveren, is winderig. Ook hier stroomt een helder beekje. We zepen ons in en wassen het stof en het vul van ons lichaam. Nadat ik me heb afgedroogd doe ik talkpoeder op mijn voeten en in mijn kruis.
De rest van de middag komen we bij van onze vermoeienissen.

De laatste dag is alleen nog maar naar beneden, 3 uur in de felle zon. Het is vreemd om weer de beschaving in te lopen. 4 dagen lang geen huis gezien. Er verschijnen weer bomen en begroeiing.

In een overvol minibusje rijden we, langs nóg smallere weggetjes en nóg diepere ravijnen terug naar Huaráz. En overvol of niet, een echtpaar met hond en kind en zak graan van 50 kilo laat je als minibuschauffeur natuulijk niet langs de kant van de weg staan.
Met mijn neus in de zweetoksel van de ´conducteur´ komen we in Huaráz aan.

Als we weer bij Jo´s Place aankomen, komt Jo de tegenoverliggende kroeg uit strompelen. Hij heeft stevig aan het bier gezeten en nodigt ons ook uit. Dat slaan we maar af. De drank slaat op zijn spraakvermogen, want hij stottert enorm.

De rest van de dag brengen we door met nuttige zaken. Was wegbrengen, foto´s laten ontwikkelen, e-mail lezen, geld halen. We verwennen ons ´s avonds met heerlijke pizza´s en pasta´s, samen met een groep Belgen die we op de trektocht tegenkwamen.

Als we ´s avonds bij Jo aankomen, kan hij alleen nog een eindeloze ´wawawawawawawawa´ uitbrengen.

Arno de Vries, Huaráz, Peru, 20 oktober 2000.