Jaloers op de condor Huaráz, Peru 15-20 oktober 2000 Erg creatief in het bedenken van namen zijn ze hier niet. Huaráz ligt tussen de Cordillera Blanca (het Witte Gebergte, met sneeuw op de toppen) en de Cordillera Negra (juist ja). Als de bus uit Lima vertrekt, krijgen
we een polystyreen bakje met rijsprut en een glaasje Inca Cola, de lokale
variant van gele Gazeuse. En om de 7 uur durende toch wat korter te doen
lijken, krijgen we 2 Amerikaanse films voorgeschoteld met ondertiteling,
dus ook goed als Spaanse les.
Jo is Engelsman en heeft hier tien
jaar geleden een trektocht door de Cordillera Blanca gemaakt. "Toen was
het hier tenminste nog avontuurlijk. Dat je op de bus stapt en de winkel
waar je net in stond wordt opgeblazen door het Lichtend Pad".
Jo ontmoette hier een lokale schone,
Vicky, en bleef in Peru hangen. Drie jaar geleden begonnen ze eenvoudig
hotelletje, waar wij deze week overnachten.
Huaráz is verder niet zo´n
bijzonder stadje. Het is al een paar keer opnieuw opgebouwd na vernietigende
aardbevingen. De laatste was in 1970, waarbij 30.000 mensen alleen al in
Huaráz om het leven kwamen.
Op zondag bussen we even op en neer naar Carhuaz waar de campesinos uit de hele regio naar de lokale markt komen. Tienermeisjes met hun kleine broertje of zusje in een kleurige zak op hun rug, boerinnen die wol, pigment of cuy (cavia, om te eten) verkopen. Opvallend veel ´warme´ spullen (mutsen, sjaals, wol, truien). Hoewel we hier maar op 10 graden van de evenaar zitten, kan het er behoorlijk koud zijn. Verder is het een gewone markt, het gaat ons uiteraard om de pittoreske plaatjes. We gaan vijf dagen door de Cordillera
Blanca lopen: de Santa Cruz trektocht. We hebben ons voorgenomen volledig
self supporting te zijn, dus zonder gids en mét kookspullen en tent,
uiteraard alles zelf te dragen.
De bus van Huaráz naar Vaqueria slingert zich via haarspeldbochten en honderden meters diepe ravijnen van 3000 naar 4800 meter en weer naar 3400. Onderweg stapt een señora in die blijkbaar nog een akkefietje met de chauffeur had uitstaan. Ze gaat met haar omvangrijke achterwerk op het dashboard zitten en klemt zich aan het stuur vast. Ze fulmineert aan één stuk door tegen de gelaten chauffeur, die niet de ´guts´ heeft om haar de bus uit te zetten. Een verkoper van gevulde papas
doet ondertussen goede zaken. Na bijna een half uur komt iemand op het
heldere idee om de politie erbij te halen.
Door het oponthoud laten we ons verder
afzetten dan was gepland en reduceren we de tocht met 1 dag tot 4. Startpunt
is Vaqueria.
We overnachten op een groene vallei tussen de besneeuwde bergen, waar paarden los lopen. Het rivier water komt rechtstreeks uit de gletsjers en is dus drinkbaar. We eten rijst met knakworstjes. De zon gaat vroeg onder, het is 19.00 uur als we in de tent gaan liggen. De tweede dag was aangekondigd als
zwaarste, dus huren we een ezel. Het blijkt de bedoeling dat we het begeleidende
echtpaar ook te eten geven, dus die beginnen de dag met de koude rijst
van gisteravond.
De ezel bleek geen overbodige luxe.
In 6 uur tijd stijgen we 1700 mete en dat is alsof je 6 uur lang een trap
op loopt (en dan met veel minder zuurstof dan normaal).
Ik voel alle verschijnselen van hoogteziekte:
misselijk, hoofdpijn, duizelig. Blauwe lippen zal ik ook wel hebben. De
zon brandt ombarmhartig recht boven onze hoofden. We hebben geen schaduwen.
Mijn oren, nek en handen zijn al bijna eerstegraads verbrand.
Langzaam, langzaam naderen we de pas op 4.750 meter. Als ik omhoog kijk, zie ik een condor zweven boven de bergen, gebruikmakend van de thermiek. Het beeld van die statige vogel verzacht de pijn een beetje. Maar ook voel ik me jaloers op het beest dat alleen maar zijn vleugels hoeft uit te slaan om de berg over te komen. Het gevaar van zo´n toch is toch dat je als een levende zombie naar de ene meter grond voor je voeten blijft staren, waardoor je geen oog meer hebt voor de schitterende omgeving (waar je tenslotte die ontberingen voor ondergaat!). Om 14.00 uur bereiken we volkomen uitgeput de pas. D. ligt daar al een uur te wachten en is zelfs nog verkeerd gelopen onderweg... Ongelooflijk! Hij is bijna twintig jaar ouder dan wij, maar hij loopt ons er volkomen uit. 400 meter onder de pas zetten we
de tent op op een rotsplateau naast de rivier. En dan begint het te sneeuwen.
I. gaat alvast in de tent liggen van pure vermoeidheid en er steekt ook
nog een fikse wind op. Met stenen houden we de tent op zijn plaats, want
haringen zijn nutteloos.
´s Nachts word ik om het half
uur wakker. Ondanks het thermische ondergoed is het behoorlijk koud. Het
zal rond het vriespunt zijn.
Dag 3 is relatief gemakkelijk. Het
terrein is grotendeels vlak, we lopen langs twee prachtige meren. De omgeving
is schitterend: de besneeuwde toppen om ons heen, de groene dalen bezaaid
met enome rotsblokken. Beekjes klateren van de bergwanden en vormen een
steeds bredere rivier: de Alpen van Zuid-Amerika heet het hier.
De laatste dag is alleen nog maar naar beneden, 3 uur in de felle zon. Het is vreemd om weer de beschaving in te lopen. 4 dagen lang geen huis gezien. Er verschijnen weer bomen en begroeiing. In een overvol minibusje rijden we,
langs nóg smallere weggetjes en nóg diepere ravijnen terug
naar Huaráz. En overvol of niet, een echtpaar met hond en kind en
zak graan van 50 kilo laat je als minibuschauffeur natuulijk niet langs
de kant van de weg staan.
Als we weer bij Jo´s Place aankomen, komt Jo de tegenoverliggende kroeg uit strompelen. Hij heeft stevig aan het bier gezeten en nodigt ons ook uit. Dat slaan we maar af. De drank slaat op zijn spraakvermogen, want hij stottert enorm. De rest van de dag brengen we door met nuttige zaken. Was wegbrengen, foto´s laten ontwikkelen, e-mail lezen, geld halen. We verwennen ons ´s avonds met heerlijke pizza´s en pasta´s, samen met een groep Belgen die we op de trektocht tegenkwamen. Als we ´s avonds bij Jo aankomen, kan hij alleen nog een eindeloze ´wawawawawawawawa´ uitbrengen. Arno de Vries, Huaráz,
Peru, 20 oktober 2000.
|