De modderpoten van de jaguar Manu, Peru 28 oktober - 3 november 2000 Om Manu National Park te bereiken, moeten we eerst nog verder omhoog. Het Amazone laagland ligt achter de bergrug. Dat levert onderweg een interessant
fenomeen op. Manu is een Biosfeer, een self supporting natuurgebied.
Het water dat er verdampt regent er ook weer neer. De bergen fungeren dus
als barriere, waar de regenwolken tegenaan 'botsen'. Daardoor rijden we,
met de bus, vlak voordat we bij de top van de bergrug zijn, lettelijk de
grens van het regenwoud over.
Het totale nationale park beslaat
een oppervlake ter grootte van een derde van Nederland en is een World
Heritage Site.
We zien de eerste alpaca's, familie van de lama. Onze gids heet Dante en oom onze
vraag of hij al vaak in het gebied is geweest, moet hij even glimlachen.
Hij woont er vanaf zijn zesde.
De rivier de Manu is een levensader voor de weinige mensen in het gebied. De dorpjes zijn veelal aan de rivier. Maar als die zijn loop verlegt of er kalft een oever af, verhuizen de mensen die aan de rivier woonden, naar achterin het dorp. Zo komt iedereen een keer aan de beurt om aan het water te wonen! Het totale park bestaat uit verschillende
zones. Het grootste gedeelte wordt bewoond en bewerkt. Dat wil zeggen dat
er veel timber gekapt wordt. De ontbossing is een groot probleem dat door
corruptie niet echt goed wordt aangepakt.
We rijden langs een verzameling ronde torentjes van ander halve meter hoog met een lage ingang. Het zijn Inca graven, uiteraard al lang geleden leeggeplunderd door de huaceros, een lokale uitdrukking voor grafrovers. In deze regio een eeuwenoud beroep dat overgaat van vader op zoon en niet van gevaren ontbloot is. Niet alleen vanwege de pakkans, maar ook door ziektes en bacteriën die vrijkomen door het openen van de graven. Dante is een en al boosheid als hij vertelt over de Eurcalyptus. Deze boom is geïmporteerd door 'de imperialisten' en komt oorspronkelijk uit Australië. Hij ziet deze boom als een symbool van het kapitalisme. Het groeit snel, is multifunctioneel en heeft een gelijkmatige kwaliteit. Maar doordat de eucalyptus in Zuid Amerika geen natuurlijke vijanden heeft (koala's bijvoorbeeld), groeit het als onkruid op de bergen en doodt het de toch al arme grond. Het is niet het enige dat veranderd
is door de komst van de westerlingen. We komen in Paucartambo, het folklorecentrum
van de regio Cusco. Hier is elk jaar in juli een soort carnaval, waarbij
alles en iedereen op de hak genomen wordt en de rijken de drank sponsoren.
Overigens zijn veel Indianen door de Europeanen 'per ongeluk' uitgeroeid omdat ze niet bestand waren tegen de door hen ingevoerde ziektes zoals mazelen, waterpokken en griep. We rijden drie uur door het regenwoud.
Riviertjes overstromen de weg. Soms moeten we uistappen zodat de bus wat
minder weegt.
We brengen 7 dagen door in de jungle, slapen een paar keer in hutjes en drie nachten in de tent. Behalve de gids is er een bootsman, een kok (plus assistent) en nog iemand die geen duidelijke functie heeft, maar vooral 1 onschatbare kwaliteit heeft: hij heeft de ogen van een adelaar en ziet ongelooflijk veel dieren. We brengen veel tijd op de boot door. De rivieren zijn vrij breed en de jungle is redelijk open. Ik had me een voorstelling gemaakt vooraf van kleine riviertjes en paadjes en boven ons een dicht bladerdak maar het is allemaal veel lichter en opener. We zien enorm veel dieren. Met name vogels: papegaaien, reigers, gieren, toekans, haviken, ooievaars. Ook prachtige vlinders en insekten (spinnen, mieren, sprinkhanen). En bijzondere dieren als de capybara (een soort uit de kluiten gewassen marmot), reuzenotters, wilde zwijnen, schildpadden en kaaimannen. Van de jaguar hebben we helaas alleen
(verse) voetafdrukken in de modder gezien.
Het regenwoud is van een fascinerende
schoonheid, maar tweemaal had ik toch een licht verhoogde hartslag. Tijdens
de eerste nachtwandeling zei de gids voor vertrek "Everything you step
on can be a snake, everything you touch can be a tarantula".
Eén van de hoogtepunten was dat een groep van zo'n 100 bruine cappucijnapen en eekhoornapen boven onze hoofden overkwam door de bomen. Ze hadden ons in de gaten en naderden soms tot op 10 meter. Anderen lieten zich van grote hoogte in de enorme varens vallen. Het was 1 groot spektakel. 's Nachts is het warm, vochtig en
vergeven van motten en andere insekten maar vooral muggen die zo agressief
zijn dat ze in groepen aanvallen en dwars door je kleren steken.
Overdag is het ook vochtig, maar iets minder benauwd. Elke wandeling echter leverde flink wat zweetdruppels op. De laatste dag gaan we heel vroeg met een bootje naar de reuzenotters die lekker rauwe vis liggen te knagen. Daarna varen we in 6 uur naar het 'vliegveld' dat vroeger gebruikt werd voor coke transporten. De groep is weer in zijn geheel teruggekomen, ook al hebben we een paar keer in dezelfde rivier gezwommen als de kaaimannen en de piranha's. En niet te vergeten de candiru. Sommige wetenschappers beweren dat ie ongevaarlijk is, anderen waarschuwen met klem voor dit 5 centimeter kleine visje. Naaktzwemmen of pissen in de rivier is in elk geval uit den boze. Arno de Vries, Manu, 4 november 2000. |